Dividenden afkomstig uit bepaalde inbrengen in KMO-vennootschappen, genieten een verlaagde roerende voorheffing wanneer zij op bepaalde tijdstippen worden uitgekeerd. Dit zijn de zogenaamde VVPR bis dividenden.
Om onder het VVPR bis regime te vallen, moeten een aantal voorwaarden vervuld zijn. Onder andere moet het gaan om dividenden van:
Deze dividenden worden onderworpen aan een verlaagde roerende voorheffing van:
De vraag die zich dan stelt, is wat juist wordt verstaan onder ‘uit de winstverdeling van het tweede of derde boekjaar’.
In het geval van een dividenduitkering op de jaarlijkse algemene vergadering, is het simpel. Stel:
Maar wat indien een interim of tussentijds dividend wordt uitgekeerd?
Een tussentijds dividend heeft betrekking op de beschikbare reserves en overgedragen winst zoals deze blijken uit de jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar.
Concreet moet tot een tussentijds dividend worden beslist door een bijzondere algemene vergadering. Nadien moet het worden bekrachtigd door de algemene vergadering die beslist over de winstverdeling van het boekjaar waarin het tussentijds dividend werd toegekend.
In ons voorbeeld wil dit zeggen dat indien in 2021 zou beslist worden tot uitkering van een tussentijds dividend uit de beschikbare winsten per eind 2020, dit pas wordt opgenomen in de winstverdeling van het boekjaar dat afsluit per 31 december 2021. Aangezien dit het derde boekjaar is na de inbreng, is het tarief van 15% al van toepassing daar waar men bij een gewone dividenduitkering had moeten wachten tot de AV in 2022.
Opgelet: dit is enkel mogelijk indien de tussentijdse dividenduitkering gebeurt na de gewone jaarlijkse algemene vergadering (in casu van 2021). Zo niet, geldt het tarief van 20%. Een interim dividend is een dividend dat betrekking heeft op de winst van het lopende boekjaar eventueel verrekend met overgedragen resultaat (winst of verlies). Sinds het nieuwe Wetboek van Vennootschappen kunnen ook Besloten Vennootschappen en Coöperatieve Vennootschappen interim dividenden uitkeren voor zover de statuten dit uitdrukkelijk toelaten waardoor het belang voor de praktijk is toegenomen. In tegenstelling tot een tussentijds dividend, wordt hiertoe echter beslist door het bestuursorgaan van de vennootschap.
Ook hier kan in ons voorbeeld het interim dividend waartoe wordt besloten in 2021 reeds van de verlaagde roerende voorheffing van 15% genieten.
Bovenstaande werd in eerste instantie bevestigd door de rulingcommissie en werd nadien door de fiscus overgenomen in zijn Circulaire Ci 2021/C/36 van 23 april 2021. De wettekst bepaalt immers niet op welke manier de dividenduitkering moet gebeuren (algemene vergadering of bestuursorgaan) en op welke winsten zij moet betrekking hebben (winst lopende boekjaar of winsten vorige boekjaren).
Door uitkering van een tussentijds of interim dividend kan een vennootschap dus vervroegd genieten van de lagere tarieven van de roerende voorheffing. Let er wel op dat alle vennootschapsrechtelijke regels worden gerespecteerd zoals o.a. enkel uitkeerbare winsten, balans- en liquiditeitstest,...