Het ontwerp van Programmawet van 1 december 2021 voorziet in een nieuwe, dit keer wettelijke, regeling voor buitenlandse werknemers en bedrijfsleiders die het huidige bijzondere aanslagstelsel voor buitenlandse kaderleden, dat nog steeds op een Circulaire van 1983 is gebaseerd, zal vervangen.
Bedoeling is om België blijvend aantrekkelijk te maken voor buitenlands hooggekwalificeerd personeel en om ‘misbruiken’ van het op basis van de circulaire bestaand systeem, een halt toe te roepen. Het nieuwe systeem is geënt op gelijkaardige systemen in onze buurlanden.
Hieronder vindt u alvast de krachtlijnen van het nieuwe systeem.
Het nieuwe systeem geldt nog steeds voor werknemers of bedrijfsleiders die vanuit het buitenland in België komen werken en voor werknemers (niet bedrijfsleiders!) die minstens 80% van hun tijd welbepaalde wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten verrichten.
De werknemers/bedrijfsleiders moeten hetzij rechtstreeks in het buitenland worden aangeworven door een binnenlandse werkgever hetzij ter beschikking worden gesteld door een buitenlandse onderneming die deel uitmaakt van een multinationale groep.
In de periode van 60 maand voorafgaand aan de indiensttreding in België mag betrokkene:
Nationaliteit speelt daarentegen geen rol meer.
Verder geldt een minimum bruto bezoldigingsvoorwaarde van EUR 75.000. Dit is de bruto bezoldiging voor aftrek van sociale bijdragen maar inclusief vakantiegeld, dertiende maand, voordelen van alle aard, premies, bonussen, andere gratificaties. Voor onderzoekers geldt deze voorwaarde niet.
De werkgever moet een aanvraag indienen binnen de 3 maanden vanaf de indiensttreding.
Weerkerende kosten verbonden aan de detachering of tewerkstelling in België die bovenop de normale bezoldiging worden betaald, zullen als vrijgestelde kosten eigen aan de werkgever worden beschouwd ten belope van 30% van de bruto bezoldiging met een maximum van EUR 90.000. Dit geldt dan bv voor de bijkomende kosten verbonden aan de levensduurte, huisvesting, … in België ten opzichte van het land van herkomst.
Voor bepaalde andere kosten geldt dan geen beperking op voorwaarde dat zij gestaafd worden door onderliggende bewijsstukken. Dit is onder andere het geval voor de verhuiskosten naar België, schoolgeld van kinderen, ….
Het nieuwe stelsel zal van toepassing zijn gedurende maximum 5 jaar (eventueel te verlengen met 3 jaar).
Om van het stelsel te kunnen blijven genieten, zal voor niet onderzoekers blijvend moeten voldaan worden aan de voorwaarden inzake het internationaal karakter van de werkgever en de minimumbezoldiging.
In tegenstelling tot het huidige stelsel waarbij de buitenlandse kaderleden als bij fictie worden beschouwd als niet-inwoners, zullen deze voortaan in principe als rijksinwoners worden belast.
Indien zij echter op basis van de feitelijke omstandigheden als niet-inwoner moeten beschouwd blijven, zal een attest moeten afgeleverd worden waaruit blijkt dat zij effectief als fiscaal inwoner van een andere staat worden belast.
Het nieuwe stelsel zou in werking treden vanaf 1 januari 2022.
Voor de buitenlandse kaderleden die van de huidige regeling genieten, is volgende overgangsregeling voorzien:
Door de nieuwe Programmawet wordt nu definitief een einde gesteld aan het bestaande belastingregime voor buitenlandse kaderleden dat op relatief korte termijn volledig zal uitgedoofd zijn.
Het nieuwe stelsel maakt alvast ook een einde aan de berekening van de belastingvrije kosten eigen aan de werkgever overeenkomstig de technische nota van de administratie en de reisuitsluiting.
Of de nieuwe regeling in de praktijk gunstiger zal uitvallen voor betrokken werknemers en werkgevers, zal geval per geval moeten bekeken worden.